Chapter/Hoofdstuk 14

Betel nut boat / Betelnootboot

[Papua New Guinea, 2016] / [Papoea Nieuw Guinea, 2016]

[...]
We leave the sparse lights of Angoram behind and sail off into the night. I spread out on the bed of betel nuts. It feels surprisingly comfortable. Infinitely far above me, a starry sky stretches out that here, in this remote corner of a country in a remote corner of the world, shines and sparkles so immensely that the tiredness I felt when I left is immediately forgotten. There, the first falling star. Then, there's another one. The men murmur amongst themselves, barely audible over the tuff-tuff-tuff of the outboard motor, while my eyes shoot from left to right, up and down, and back again, over the heavenly roof of Papua. I soon lose count of the stars, which continue falling in droves. When I can think of no more wishes for the world, my loved ones and myself, a deep, inner peace descends over me.
[...]
[...]
We laten de spaarzame lichtjes van Angoram achter ons en varen de nacht in. Ik ga languit op mijn rug op het bed van betelnootzakken liggen. Het voelt verrassend comfortabel. Oneindig ver boven mij strekt een sterrenhemel zich uit die hier, in deze uithoek van een land in een uithoek van de wereld, zo immens straalt en fonkelt dat de slaap, die ik bij vertrek nog voelde, meteen vergeten is. Ja hoor, daar is de eerste vallende ster al. Daar nog een. De mannen murmelen zachtjes met elkaar, overstemmen nauwelijks het tuf-tuf-tuf van de buitenboordmotor, terwijl mijn ogen van links naar rechts, van boven naar beneden, en terug, over het hemelse dak van Papoea schieten en ik al snel de tel kwijtraak van de sterren die bij bosjes vallen. Als ik geen wens meer kan bedenken voor de wereld, mijn dierbaren of mezelf, daalt er een diepe, innige rust over me heen.
[...]